Doorheen Zuid Limburg

Hoe sterk zijn de eenzame fietsers die kromgebogen over hun stuur tegen de wind zichzelf een weg banen?

Dankzij de motortjes van Mijnheer Bosch valt dat best wel mee. Zonder die motortjes zou het een veel lastigere dag zijn geworden.

Vandaag maakten we de verplaatsing van ons eerste hotel in Epen naar ons tweede hotel in Valkenburg. We hoopten maar dat onze bagage date ook deed want die zou door de organisatie worden verplaatst.

Eigenlijk stond er een rit van zo’n 40km op het programma maar we hebben deze rit bewaard tot donderdag en vandaag dan de voorziene rit van donderdag (in omgekeerde richting) gedaan. Die was immers een dikke 15 km langer en dan donderdag moeten we ook nog de verplaatsing naar België maken.

De rit begon direct pittig met een beklimming van zo’n 2 km lang. En met tegenwind van 4 à 5 Bft. Lang leve de functie Sport en Turbo 😉. Ook vandaag kregen we weer te maken met een afgesloten fietspad maar ook hier was een omleiding voorzien. Wij hebben deze uiteraard gevolgd hetgeen niet kan gezegd worden van enkele wielertoeristen.

Het was weer een mooie afwisselende rit met leuke dorpjes en prachtige vergezichten.

Onderweg zijn we ook een standbeeld te ere van de Cramignon tegengekomen. Dat is een traditionele reidans waarbij de dansers hand in hand huppelend en zigzaggend door de straten dansen. Vooral in acht grensdorpen in Zuid Limburg leeft die traditie nog. Aanvankelijk werd deze dans uitgevoerd op de Sacramentsprocessie (de 2de zondag na Pinksteren) maar tegenwoordig heeft elk dorp zijn eigen datum.

En zo zijn we dus aangekomen in het Mercure hotel in Valkenburg, een echt fietsershotel. Ze hebben hier geen fietsenstalling maar een fietsen-wellness. Vanuit onze slaapkamer kijken we uit op het Shimano Experience center. In de inkomhal hangen fietsen aan de muur.

De knooppunten van vandaag:

De route:

Enkele foto’s (klik op de foto voor een groter exemplaar).

Drie landen op één dag

Na een uitgebreid ontbijt in Hotel Berg en Dal vertrokken we vanochtend voor onze tweede fietstocht. Die zou ons in eerste instantie naar Vaals brengen.

Vaals is niet enkel het hoogste punt van Nederland (322,5 meter boven Amsterdams Peil), het is ook een drielandenpunt waar de grenzen van België, Nederland en Duitsland samenkomen.

Van 1839 tot 1919 was het zelfs een vierlandenpunt want toen was daar ook nog het ministaatje Neutraal Moresnet.

Dan ging het verder naar Vijlen en naar Mechelen waar het tijd was voor onze lunch. Dit Limburgse Mechelen is bekend voor zijn vakwerkhuizen. Die zie je hier trouwens overal in de buurt, ook in Epen.

Het was wel vrij lastig fietsen vandaag. Niet enkel door de soms pittige beklimmingen maar ook door de stevige wind (ZuidWester 5Bft volgens Buienradar). Maar dankzij de motortjes van Mijnheer Bosch is dat vrij goed te doen 😉.

Na een korte rust hebben we ook nog een kleine wandeling door Epen gemaakt. Morgen fietsen we naar Valkenburg (en hopen we dat onze bagage volgt 😉).

De knooppunten:

De fietstocht.

De foto’s van de fietstocht (klik op een foto om een groter exemplaar te zien)

De wandeling

De foto’s van de wandeling (klik op een foto om een groter exemplaar te zien)

Op de tonen van de Maas

Eindelijk is het zover. De “zomervakantie” is al twee weken voorbij en van onze vakantie is ook al een week gepasseerd maar vandaag zijn de fietsen op de fietsendrager gezet en zijn we richting het oosten vertrokken.

Voor onze eerste fietstocht reden we naar de jachthaven van Ophoven. Daar deden we de fietstocht “Op de tonen van de Maas” die we in de Libelle hebben gevonden.

Deze tocht van bijna 50km brengt je langs alle dorpjes in de buurt van Maaseik. Namen die mij heel bekend in de oren klinken omdat de helft van mijn “kotgenoten” uit mijn Hasseltse studentenjaren uit die streek kwamen : Ophoeven, Opoeteren, Neeroeteren, Kinrooi, Kessenich en uiteraard Maaseik.

Maaseik is de vermoedelijke geboorteplaats van de broeders Van Eyck : Jan en Hubert.

De oudste sporen van bewoning stammen uit het neolithicum en omvatten onder meer strijdhamers uit het laat-neolithicum. Ook uit de bronstijd zijn archeologische vondsten gedaan. Hieronder een bronzen beeldje van Epona te paard, gevonden in 1896 bij baggerwerkzaamheden in de Maas. Uit de ijzertijd stammen diverse urnen, terwijl in Maaseik ook Romeinse potten en glaswerk zijn aangetroffen. De heirbaan Maastricht-Nijmegen loopt ten westen van de huidige stad (nu ‘Heirweg’ en ‘Oude Ophoverbaan’). Langdurige bewoning is er echter niet. Het zwaartepunt van de Merovingische en Karolingische nederzettingen ligt bij Kessenich en Geistingen.

De geschiedenis van het huidige Maaseik begint bij de abdij van Aldeneik, op dat moment gewoon Eike genoemd. Hier wordt omstreeks 700 een klooster gesticht, volgens de legende door Adelard, ten bate van zijn dochters Harlindis en Relindis. Vanaf 952 zijn het klooster en de bijhorende landgoederen een bezit van de bisschop van Luik. Ten zuidwesten, op een hoogte tussen oude Maasarmen en dichter bij de oude landweg, wordt een nieuwe nederzetting gesticht omstreeks 1230.

Dit Nieuwen-Eik overvleugelt al gauw zijn voorganger; dankzij de hogere ligging verleent de graaf van Loon eraan stadsrechten (1244) opdat er zich een sterke grenspost tegen Gelre ontwikkelt. Bovendien schuift de Maas, indertijd een drukke vaarroute, ter hoogte van Aldeneik weg van het dorp. Nieuwen-Eik wordt zo ‘Maas-Eik’, dat wil zeggen ‘het Eik dat (wel nog) langs de Maas ligt’. (Bron : Wikipedia)

Nu is het een gezellig stadje waar ze heerlijke Cappuccino schenken 😉.

Na onze fietstocht ging het verder naar Epen waar we morgen onze fietsvakantie verderzetten.

De knooppunten:

De tocht:

Enkele foto’s van onderweg (klik op de foto voor een groter exemplaar)

Pairi Daiza

Afgelopen dinsdag zijn we naar Pairi Daiza geweest. Dat was een eeuwigheid geleden. De laatste keer dat ik er was heette het nog Paradisio.

Het park opende in 1994 de deuren maar is sindsdien gigantisch veel veranderd.

Pairi Daiza – afgeleid van het Avestische ‘paradaēza’, “omsloten tuin”, dat de bron is van het Perzische woord voor ‘paradijs’ – was bij opening louter een vogelpark, maar is in de loop der jaren uitgegroeid tot een veelzijdigere dierentuin. Het park is thematisch opgebouwd als een ‘Tuin der Werelden’. Het park bestaat uit negen werelden.

In 2007 bezochten meer dan 635.000 personen dit park. In 2012 was dit opgelopen tot 955.000, hiermee werd het de populairste dierentuin in België. In totaal bezochten 1.243.000 bezoekers het park in 2013. Het bezoekersaantal steeg in 2014 tot 1,39 miljoen. In 2015 heeft het park 1,767 miljoen bezoekers ontvangen. In 2018 ontving het park zo’n 2 miljoen bezoekers. 2023 was het populairste jaar tot dan toe met 2.279.000 bezoekers. Onderweg naar daar merk je wel dat niet iedereen in de buurt hier blij mee is. De overlast van al die auto’s en bussen op de kleine toegangswegen lijkt me ook niet te onderschatten.

Eigenlijk is het park te groot om op één dag te bezoeken. Wij hebben nog niet alles gedaan en hadden meer dan 9km op de teller.

Toen we naar huis gingen had ik 520 foto’s op het geheugenkaartje staan. Dat is deels het gevolg van high speed continuous shooting tijdens de vogelshow, toch wel het hoogtepunt van de dag.

Om die foto’s te bewerken heb je uiteraard tijd nodig. Uiteindelijk blijven er nog een honderdvijftigtal over.

Een kleine selectie van de vogelshow:

Een kleine selectie van het park:

(Tegen)Wind

Achter glas zag het er zalig fietsweer uit en dat was het eigenlijk ook wel, tenminste als er niet zoveel wind zou geweest zijn.

We besloten vandaag om nog eens naar Leuven te fietsen. Vanaf Rijmenam zouden we de fietsknooppunten volgen: 73 – 22 – 83 – 23 – 25 – 25 – 71 – 72 – 30 – 35 – 40 – 81 – 4 – 80 – 33 – 12 – 93 – 31 – 32 – 28 – 97 – 20 – 77 – 41 – 65 – 73.

Quasi de volledige heenweg was het wind op kop. Dan helpt het uiteraard wel dat je elektrische ondersteuning hebt maar het blijft wel lastig.

Na het keerpunt in Leuven hadden we die wind dan voornamelijk in de rug en dat fietst toch een pak aangenamer.

Bokrijk

Eindelijk is het zover, de zomervakantie is voorbij en dan is het dus tijd voor “onze” vakantie. Maar vóór die begint ben ik nog even met moeder op stap geweest. We kozen als bestemming Bokrijk.

Op 21 maart 1938 werd Bokrijk door de provincie Limburg verworven. Promotor voor deze aankoop was de toenmalige provinciegouverneur Hubert Verwilghen. Hij koesterde het idee om een cultuur- en natuurproject met elkaar te verbinden. De visie Verwilghen kreeg pas vele jaren later concrete invulling. Gouverneur Louis Roppe wordt onder andere door contacten met antropoloog Paul Lindemans voorstander van het idee van een openluchtmuseum. Op 6 oktober 1953 besloot de deputatie van de provincie Limburg onder impuls van de gouverneur om in Bokrijk een openluchtmuseum op te richten. In 1954 wordt het museum officieel opgericht door onder anderen Jozef Weyns en Paul Lindemans.

Met de naoorlogse industriële versnelling en de toenemende welvaart in de vijftiger jaren dreigde het Vlaamse woonlandschap in korte tijd verloren te gaan. Men wilde met het museum verhinderen dat gebouwen met culturele of historische waarde definitief zouden verdwijnen. Jozef Weyns werd aangesteld als coördinator van het project en was de eerste conservator van het openluchtmuseum.

Het openluchtmuseum van Bokrijk werd op 12 april 1958 officieel geopend. Een honderdveertigtal gebouwen vormen de kern van de erfgoedcollectie. Naast deze gebouwen bestaat de collectie verder uit gereedschappen en alledaagse gebruiksvoorwerpen. In het totaal omvat dit 30 000 stukken kwetsbaar erfgoed en getuigen van het dagelijkse leven van de 17e eeuw tot 1950.

Het openluchtmuseum telt 140 historische gebouwen. De kleinere constructies zoals bakovens of rennen voor pluimvee zijn dan niet meegerekend.(bron : Wikipedia)

Voor ons was de Breugelhoeve uit Vorselaar uiteraard het hoogtepunt. Zelf heb ik ze nooit weten staan aangezien ze in 1962 werd verplaatst maar moeder kende ze wel.

Er waren trouwens bijzonder veel schoolgroepen in het domein. Echt rustig was het dan ook niet.

Insecten op de muur en in de natuur

De weersvoorspellingen leken ons te onbetrouwbaar om een fietstochtje te ondernemen en daarom deden we de wandelschoenen nog eens aan.

Vertrekpunt van onze wandeling was de kerk van Bonheiden. Daar vertrekt immers de “blauwe wandeling” van Natuurpunt naar Mispeldonk. Niet de eerste keer dat we die wandeling maken maar ze is tegenwoordig net iets leuker geworden.

Dat is te danken aan graffiti-artiest DZIA die de saaie grijze muur van het domein van het Imelda ziekenhuis heeft verfraaid met kleurrijke insecten. Dit in het kader van Animalinas. Hier in de buurt kan je veel van zijn tekeningen terugvinden.

Mispeldonk is een natuurgebied ten zuiden van Bonheiden, tussen de Boeimeer en de Dijle. Het gebied is voor het grootste deel eigendom van Natuurpunt en sluit aan bij het Mechels Broek en Cassenbroek. Samen vormen ze een nagenoeg aaneengesloten natuurgebied.

Het gebied bevat verschillende soorten landschappen: van schrale graslanden, hooiweiden met houtkanten, vochtige loofbosjes tot herstelde heidegebiedjes.

Het landschap kreeg vorm op het einde van de laatste ijstijd, zo’n 10 000 jaar geleden. De Mispeldonkhoeve die haar naam gaf aan het gebied, werd reeds vermeld in 1330. (Bron: Wikipedia)

Wat we veel gezien hebben zijn de nesten van Galwespen.

Galwespen zijn een groep vliesvleugelige insecten, die met een lange legboor hun eitjes in planten leggen, waarna gallen ontstaan. De bekendste soort is de eikengalwesp die op de onderkant van eikenbladeren 3 centimeter grote gele tot rode galappels veroorzaakt. Daarnaast zijn op de onderkant van de eikenbladeren in de herfst platronde bolletjes te zien van de vrouwelijke lensgal die makkelijk loslaten. Vaak is de grond ermee bezaaid. In deze bolletjes overwintert de larve. In mei komen van dezelfde galwesp zowel op de jonge bladeren als op de bloemsteeltjes besgalletjes voor. (Bron: Wikipedia)

Wij zagen vandaag enkele nestjes van de Knikkergalwesp maar vooral van de Ananasgalwesp.

De wandeling:

De insecten op de muur:

Enkele foto’s van Mispeldonk (met de Knikkergalwesp en de Ananasgalwesp)

In de Stille Kempen …

Het is hier even stil geweest …

’t Is niet dat we niets gedaan hebben maar de inspiratie om een blogje te schrijven was er even niet.

Dat zal wel veranderen wanneer we (eindelijk) aan onze vakantie kunnen beginnen. Nog een weekje werken en het is zover.

Vandaag was ik alvast een beetje in vakantiestemming. Na twee vrijdagen in Peulis te hebben gezeten was er vandaag terug ruimte om nog eens met moeder op stap te gaan.

We kozen voor Kessel. Die zou er, in deze tijd van het jaar, immers heel mooi moeten bijliggen. En ja hoor, het was gelukkkig zo. Zelden heb ik ze zo purper gezien als vandaag. En omdat we iets vroeger dan normaal vertrokken zijn hebben we ook geen last gehad van de regen.

De Kesselse Heide maakte deel uit van de grote Kempense heidevlakten. Tijdens de laatste ijstijd – rond 70.000 à 10.000 voor Christus – werden de Kempen bedekt met hele pakken zand. Het fijne zand (löss) werd weggewaaid en vormde stuifduinen, waarvan er nog restanten liggen op het domein. Het grovere dekzand bleef er lange tijd dor liggen. Na deze ijstijd – rond 10.000 à 3.800 voor Christus – werd het warmer en ontstonden eikenberkenbossen, met grove den en berk. Daarna begon de mens delen bos te kappen of afbranden voor landbouwgrond. Wanneer de grond uitgeput was, bleven open plekken schrale grond achter. Deze waren ideaal voor de heidegroei. Bovendien werden er schapen geteeld voor de lakennijverheid en deze hielpen mee de heidevlakte in stand te houden door jonge boomscheutjes af te grazen.

Tijdens de Franse Revolutie werd de Kesselse Heide verkocht en later herbebost met grove den, die kon gebruikt worden voor de mijnbouw.

Voor de Eerste Wereldoorlog werd de fortengordel rond Antwerpen afgewerkt. In 1912 was het Fort van Kessel klaar en in 1913 het Fort van Broechem. Om het zicht tussen deze forten vrij te houden, werden alle bomen gekapt. Op de Kesselse Heide bleef slechts één boom staan: deze gaf de grens aan tussen Kessel en Nijlen. De familie Pouppez-de-Kettenis, die eigenaar was van de Kesselse Heide, liet het domein herbebossen vanaf 1920. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden de bomen opnieuw gekapt, deels door soldaten en deels door de bevolking als brandstof. Alleen dezelfde ene boom bleef weer staan, tot ook deze in 1943 verdween. Na de oorlog groeide het bos terug.

De gemeente Kessel beheerde de Kesselse Heide vanaf 1972: de gemeente hield er toezicht en ruimde het domein op. Bij Koninklijk Besluit van 5 augustus 1976 werd het domein tot natuurgebied verklaard en in 1978 werd het gekocht door de provincie Antwerpen. In 1981 kocht de gemeente Nijlen het 7 ha grote natuurgebied “Hoogbos” aan en gaf dit in 2005 in beheer aan de provincie. (Bron: Wikipedia)

Op zoek naar De Feniks

Sinds 2 augustus staat er een feniks in Rillaar en die wilden we toch wel eens graag zien. De Feniks is een kunstwerk van Wilfried De Cock. Niet zo ver van de feniks staat een ander kunstwerk van hem : de Homo Natura. Die is, met de fiets, iets vlotter bereikbaar.

Wij kozen voor Scherpenheuvel als vertrekplaats en volgden deze knooppunten : 93 – 59 – 57 – 81 – 56 – 80 – 19 – 48 – 13 – 14 – 10 – 15 – 51 – 3 – 2 – 1 – 94 – 55 – 93.

De Homo Natura kom je tegen tussen knooppunten 3 en 2. Voor de Feniks moet je even voorbij knooppunt 2 links het bos in (maar Wilfried heeft een wegwijzertje gehangen!). Het is niet het best berijdbare spoor maar het gaat wel.

Na het vertrek in Scherpenheuvel volg je “het boemelke”, de oude spoorweg die Scherpenheuvel met Zichem verbond. Je passeert daar ook de Maagdentoren in Zichem. De Maagdentoren is een donjon, een versterkte toren uit de 14e eeuw van 26 meter hoog, met een doormeter van 15 meter en met muren van meer dan 4 meter dik. De toren wordt ook Markentoren, Lanteerntoren of Vat van Zichem genoemd.

Na een smakelijke lunch in Brasserie ’t Sant in Langdorp ging het verder naar Aarschot waar de de oever van de Demer volgden tot in Langdorp om dan, na het bezoek aan de twee kunstwerken, terug naar een druk Scherpenheuvel fietsten.

De tocht:

De foto’s (klik op de foto’s om te vergroten)

Festivalspieren

Zo’n festivaldag verwerken gaat tegenwoordig toch een stuk lastiger dan vroeger.

Wij hebben het vandaag gedaan door een korte fietstocht langs de Dijle.

Als vertrekpunt kozen we knooppunt 44 aan het Kasteel van Zellaer. Via punten 99 – 57 – 64 – 73 – 70 en 46 kom je dan terug aan het kasteel uit. Een kleine 20km maar meer moest het vandaag niet zijn.

Je krijgt in ruil wel een rustige fietstocht voornamelijk langs de Dijle. Heel aangenaam en rustig fietsen.

Enkele foto’s (klik op de foto om te vergroten)