Plannen wijzigen

Alweer een goedgevulde week achter de rug, een week die niet volledig volgens plan is verlopen.

Afgelopen woensdag nam ik een snipperdag omdat ik naar het AZ Sint Jozef in Turnhout moest voor mijn jaarlijkse check up bij de oogarts. Dat is zo één van die zaken die je moet doen wanneer je in het Zorgtraject Diabetes zit. Gelukkig ging het daar vrij vlot en waren de resultaten positief. Nog altijd geen sporen van diabetische retinopathie te zien op mijn netvlies. En ik zie nog altijd even goed (of even slecht?) als vorig jaar.

Omdat ik toch een hele dag vakantie had was moeder meegereden. Het plan was om naar Meersel Dreef te rijden, daar een wandeling te doen en iets te eten in de brasserie. De weg naar Meersel Dreef was er echter een met veel hindernissen. En toen we uiteindelijk aankwamen was de brasserie gesloten. Geen koffie, geen lunch … Dan ook maar geen wandeling behalve een kort uitje doorheen het Mariapark.

Na deze wandeling terug naar Turnhout waar we iets zijn gaan eten en wat boodschappen hebben gedaan om, eens terug in Vorselaar, daar nog een wandeling van 3,5 km te doen.

Vrijdag stond er ook een uitstap gepland maar het weer was veel te slecht.

Zaterdag zouden Conny en ik aanvankelijk ook ergens gaan wandelen maar onze “achterban” deed ons onze plannen omgooien. Heel erg was dat niet want het was toch geen weer om te gaan wandelen.

Gisteren was het dat wel. Ik vorige week een wandeltip van Wandelknooppunt.be gezien op Facebook die me wel aansprak. Daarvoor moesten we naar Loonbeek, deelgemeente van Huldenberg. Niet zo ver rijden en het leek zeker de moeite waard.

Daar kan je de Margijswandeling doen (knooppunten: 216 – 219 – 223 – 222 – 221 – 104 – 103 – 102 – 212 – 213 – 214 – 215 – 216). Vertrekken deden we aan Kasteel Van der Vorst, Sint-Jansbergsteenweg 24 in 3040 Loonbeek. Daar is een parking op een paar 100 meter van knooppunt 216.

De wandeling begint met een fikse klim door het Margijsbos. Het gaat verder langs de Dijle naar het Natuurreservaat de Doode Beemde. Via de oevers van de Ijse gaat het dan terug naar de parking.

Onderweg wel een beetje regen gehad maar verder was het een heel mooie wandeling, eentje om te bewaren. Wel jammer dat we onderweg niets zijn tegengekomen waar we een koffietje of zo konden drinken.

Inhaalbeweging

Ondertussen zijn er alweer een aantal dagen gepasseerd sinds het laatste bericht.

Je zou dan misschien denken dat er dan niets vermeldenswaardig is gebeurd maar dat is niet het geval geweest hoor.

Er is voldoende gebeurd maar er is niet altijd de tijd of de goesting (of allebei) om even achter die laptop te kruipen en die foto’s te bewerken en/of een stukje te schrijven.

Zo hebben we afgelopen woensdag de verjaardag van Conny gevierd. Een smakelijk ontbijt bij Tante Trien in Heist op den Berg, schoenenshoppen bij Torfs in Temse, fietstochtje naar Battel met bezoekje aan de Batteliek … afin, een fijne dag.

En afgelopen vrijdag ben ik met moeder naar het Kasteel van Laarne gereden waar op dit moment Bloemenbanket loopt. We maakten van de gelegenheid gebruik om de Gentse kant van de familie nog eens te bezoeken. We zien elkaar niet zo vaak dus grijpen we elke gelegenheid aan om even bij elkaar binnen te springen.

Omstreeks 1200 werd er in Laarne een houten paalconstructie opgetrokken. Kort daarop hoogde men de grond op en kwam er een nieuwe, sterkere opbouw. Pas circa 1300 verrees het eerste stenen gebouwtje waaruit later het huidige poortgebouw ontstond. Daarna evolueerde de kasteelzone in minder dan anderhalve eeuw naar de huidige waterburcht. Na een restauratie in 1962 doet het dienst als museum bekend om zijn collectie van zilverwerk.

Het poortgebouw, de weermuur, de drie ronde torens en de donjon van Kasteel Laarne is opgetrokken uit Balegemse steen. De donjon was via de weermuur verbonden met de drie verdedigingstorens. Deze vallen op door de stenen torenspitsen.

De dakconstructie van de donjon stamt uit de tweede helft van de 17e eeuw. In de loop der tijd verdwenen de kantelen, de valbrug en valhekken. Een vaste brug met drie bogen en de loggia (het barok voorgebouw) stammen uit de 17e eeuw toen de hoofdingang naar het dorp werd verplaatst. Daarnaast werden de verbindingsmuren tussen de verdedigingstorens vervangen door woongedeelten. Die worden gekenmerkt door grote ramen met kruiskozijnen.(Bron: Wikipedia)

De tentoonstelling Bloemenbanket toont het werk van de floristen Tim Beyens, De Wolf, Owen Wim De Ruyver, Moniek Vandenberghe, Haruko Noda, Julie & Sarah Vanneste, Elena Werner, Chantal Van Damme, Nele Destoop, Kruiden Claus, Gentse Azalea & Dhaese Plants.

Zij werkten samen met Hannes Couvreur, Scheppersinstituut Wetteren o.l.v. Tom De Wilde, Tectura Melle o.l.v. Dominique Bauwens, PTI Kortrijk campus Wetenschap & Groen.

Het was zeker mooi en het bezoek meer dan waard maar je kan het niet vergelijken met de Floraliën van vroeger.

Moeder heeft er in ieder geval weer van genoten al heeft ze nog meer genoten van het bezoek aan haar drie Gentse neefjes.

Leuven

Mijn weekend lijkt de hele tijd in het teken van Leuven te hebben gestaan. Niet dat het zo gepland was nochtans.

De uitstap vrijdag naar het Provinciaal Domein in Kessel-Lo was dat wel maar de bezoeken van gisteren en vandaag waren dat eigenlijk niet. De oorzaak van deze bezoekjes was een zieke kat.

De kat van de (plus)dochter is behoorlijk ziek en aangezien het baasje op weekend moest zijn wij dan maar 2 keer op ziekenbezoek geweest. Gisteren met de auto en dan een wandeling door de stad gemaakt.

Vandaag met de fiets en zo nog eens het mooie Wijgmaalbroek bezocht en een mooi stuk langs het kanaal Leuven Mechelen gereden.

We hadden die tocht al eens eerder gedaan maar toen had ik mijn fotocamera niet mee. Deze keer dus wel. 

Rijmenam – Leuven – Rijmenam (knooppunten 73 – 22 – 83 – 23 – 25 – 71 – 72 – 30 – 35 – 40 – 81 – 04 – 80 – 33 – 12 – 93 – 31 – 32 – 28 – 97 – 20 – 77 – 41 – 65 – 73)

Kessel-Lo

Na een bijzonder drukke eerste werkweek na de vakantie was het vandaag tijd om te ontspannen. Omdat Conny moest werken ging ik nog eens op stap met moeder.

We verplaatsten ons naar onbekend terrein namelijk het Provinciaal Domein Kessel-Lo. Daar zouden we de Loverarenbroekwandeling doen.

Ooit was het Lovenarenbroek een groot moerasgebied, in de vallei van de Dijle, dat zich uitstrekte van de 12de-eeuwse Leuvense ring tot aan de voet van de Kesselberg. Tegenwoordig is het een educatief natuurgebied in het provinciedomein Kessel-Lo, beheerd door Natuurpunt. Deze korte wandeling vertrekt in het provinciedomein en leidt je langs twee prachtige vijvers naar verdoken kleine wegjes tussen tuinen en huizen van Beneden-Kessel, om uiteindelijk uit te komen aan de abdij van Vlierbeek.

Op het einde van de wandeling brachten we ook een bezoekje aan de Abdij van Vlierbeek.

Daar werd in 1127 een priorij gesticht door de Benedictijnen van Affligem. Rond 1165 werd ze verheven tot abdij. Tijdens de Franse overheersing werd het klooster (net zoals alle andere kloosters) opgeheven. De monniken werden verdreven. De gebouwen en de inboedel werden verkocht. Toen in 1798 de Boerenkrijg uitbrak, opereerden de opstandelingen onder meer vanuit de abdij. Op 25 oktober 1798 trok de aanvoerder Corbeels met 3000 “brigands” van Diest naar Leuven en logeerde met zijn verzetsleger op de hoogte van Kessel en Linden. Op 1 december kwam het tot een treffen en men zegt dat de Fransen er 60 doden achter lieten.

De Leuvenaar Jan Antoon de Becker, broer van een der monniken, was de nieuwe eigenaar geworden. In 1801 keerden de abt en enkele monniken terug, maar tot een echte bloei van de abdij kwam het niet. In 1838 stierf de laatste monnik van Vlierbeek.

De abdij en het kerkhof zijn zeker een bezoek waard. Je kan er “In de Rozenkrans” ook nog iets eten of drinken.

Liedjes

Ken je dat van die mooie liedjes? Die duren niet lang hè?

Wel, in ons geval dus twee weken. Na ons weekje fietsen in Zuid Holland als training voor het wereldkampioenschap windop fietsen, lag er nog een andere uitdaging voor ons klaar in Peulis.

Er was immers nog een berg werk te doen in de tuin zoals het maaien van enkele honderden vierkante meters gras, hoog gras dus. Een behoorlijke karwei, zeker voor het “kleine” bosmaaiertje op batterijen dat we zelf hebben.

Gelukkig kwam buurman Jean-Marc op de tweede dag “to the rescue”. Hij zag me sukkelen en stelde voor dat ik zijn quasi professionele bosmaaier zou gebruiken. De viertaktmotor was een stuk krachtiger zodat we op die tweede dag meer dan twee keer zo snel vooruit gingen. Zelfs zo snel dat ’s avonds alle gemaaide gras weg was.

Ook de andere dagen werden voornamelijk gevuld met tuinwerk al was er ook nog wel de tijd voor een fietstochtje, een rommelmarktje en een historische avondwandeling in Vorselaar.

En daarmee zit onze “zomervakantie” erop. Het was kort maar mooi.

Naar de Nieuwkoopse plassen

Gisteren kozen we opnieuw voor de fiets.

Ik had een route uitgestippeld naar de Nieuwkoopse plassen.

De Nieuwkoopse Plassen is een natuurgebied van 1400 ha groot in de Nederlandse provincie Zuid-Holland, bij de plaatsen Nieuwkoop, Noorden en De Meije. Daarvan is ruim 1000 ha eigendom van de Vereniging Natuurmonumenten. De plassen zijn vanaf de 16e eeuw ontstaan door vervening van het gebied

Van het lintdorp De Meije bij watertoren Het Potlood naar Nieuwkoop loopt een fietspad, het Meijepad, dwars door de Zuideinderplas, met in het midden een houten brug (kwakel) om scheepvaart van het ene deel naar het andere deel van de plas mogelijk te maken.

Naast plassen en de vaak grillige watergangen kent dit gebied vooral een grote oppervlakte aan rietvelden, die vooral het oosten van het gebied een merkwaardig weids en open karakter geven. De rietteelt gebruikt nog een flinke oppervlakte en biedt nog altijd veel werk aan mensen in en om Nieuwkoop en Noorden.

De wind was nog steeds heel erg voelbaar maar niet zo erg als de eerste dagen.

En zo zitten we ondertussen terug thuis in Peulis en draait de wasmachine op volle toeren. Het was een heel aangename vakantie in een bijzonder mooi gebied dat vraagt om opnieuw te worden bezocht. Ook het Landal park zelf was heel mooi al waren er toch enkele minpuntjes zoals die schattige eendjes die elke dag ons terras volkakten en toch ook wel de soms heel povere WIFI-verbinding.

De knooppunten van onze laatste fietstocht: 20-18-19-94-94-89-55-60-57-65-22-82-79-83-53-28-54-88-88-93-92-30-17-90-95-21-20

Gouda, stad van kaas en siroopwafels

We zouden vandaag opnieuw de fiets nemen maar de weersvoorspellingen waren niet echt gunstig te noemen. We zouden zo halverwege getrakteerd worden op fikse regen en niet zo even een bui maar toch ruim een uur stevige regen. 

De fietsen zijn dan ook in de berging blijven staan. De wagen bracht ons naar Gouda, de stad waar we al twee keer zijn doorgefietst maar die we nog niet hadden bezocht. En gelukkig hebben we dat wel gedaan want een bezoek aan Gouda is een aanrader.

Zoals wel vaker gaan we in een stad op zoek naar de Toeristische Dienst oftewel de VVV. Daar kochten we de gids voor de stadswandeling “Op pad in Historisch Gouda”, een 3,5 km lange wandeling die werd uitgestippeld en beschreven door het Goudse Gidsen Gilde. De stadsgidsen beschrijven er hun favoriete plekjes in Gouda.

Rond het jaar 1000 was het gebied waar nu Gouda ligt drassig en bedekt met een moerasbos, met daarin kleine riviertjes, zoals de Gouwe. In de 11e en 12e eeuw begon men met het ontginnen van veen ten oosten en westen van de stad en langs de oevers van de Gouwe. In 1143 werd de naam Gouda voor het eerst vermeld in een oorkonde van de graaf van Holland.

In de 13e eeuw werd het riviertje de Gouwe door een kanaal verbonden met de Oude Rijn en de monding in de Hollandse IJssel werd uitgebreid tot een haven. Aan de rand van de stad verrees in de 14e eeuw het kasteel van Gouda, dat de haven moest beschermen. Door deze ontwikkelingen ontstond een vaarroute, die werd gebruikt voor handel tussen Vlaanderen en Frankrijk met Holland en het Oostzeegebied. In 1272 verleende Graaf Floris V stadsrechten aan Gouda, dat inmiddels een belangrijke plaats geworden was.

In 1361 en 1438 richtten stadsbranden grote schade aan in de stad. Zo zouden bij de stadsbrand van 1438 slechts vier huizen gespaard zijn gebleven. Na de verovering van Gouda door de Geuzen op 21 juni 1572 werd het kasteel van Gouda in 1577 gesloopt, om het zo niet in handen te laten vallen van de Spanjaarden bij een eventuele herovering. De definitieve afbraak van het kasteel werd pas in 1808 voltooid, toen de Chartertoren werd gesloopt. Nog voordat het kasteel volledig was gesloopt, verrees ter hoogte van de vroegere binnenplaats op de fundering van het kasteel een molen. Nadat deze molen in 1831 was afgebrand, werd deze een jaar later vervangen door de molen ’t Slot, die nog altijd overeind staat.

In het laatste kwart van de 16e eeuw had Gouda ernstige economische problemen. In de eerste helft van de 17e eeuw krabbelde de stad weer op en tussen 1665 en 1672 kende de stad zelfs een tijd van grote vooruitgang en bloei. Toen in het rampjaar 1672 echter de Hollandse Oorlog uitbrak kende de stad opnieuw een economische terugval. Hoewel de economie na 1700 nog eenmaal opveerde, zou de terugval uiteindelijk tot ver in de 19e eeuw duren. In 1673 werd Gouda voor de vierde en ergste maal getroffen door de pest. De epidemie kostte 2.995 mensen het leven, ongeveer 20% van de bevolking. Bovendien kreeg Gouda te maken met opstandige boeren uit de omgeving, die in juni 1672 het stadhuis 24 uur lang bezetten.

In de 19e eeuw werden de stadsmuren van Gouda gesloopt; de laatste stadspoort werd in 1854 afgebroken. In deze periode had Gouda ook te maken met cholera-epidemieën, de eerste uitbraak was in 1832 een feit. Onder andere dankzij het aanleggen van een riolering en een waterleidingnet wist men de ziekte aan het eind van de 19e eeuw terug te dringen.

Rond diezelfde tijd begon Gouda ook eindelijk te profiteren van het betere economische klimaat. Bedrijven als de Stearine Kaarsenfabriek en de Goudsche Machinale Garenspinnerij hadden hierin een belangrijk aandeel. In 1855 werd het station Gouda in gebruik genomen aan de nieuwe spoorlijn Utrecht – Rotterdam. Vijftien jaar later volgde ook de spoorverbinding met Den Haag.

In de Tweede Wereldoorlog was Gouda enige malen het doelwit van bombardementen door de geallieerden. Het station werd tot tweemaal toe getroffen tijdens bombardementen in november 1944. In het totaal vielen er bij de bombardementen in Gouda 45 doden. Van de Goudse Joden werden er 328 vermoord tijdens de bezetting, slechts 40 overleefden de Holocaust.

In 1940 werd met de demping van de Nieuwehaven een begin gemaakt met het dichten van de grachten in de binnenstad. Na de Tweede Wereldoorlog werden ook de Raam, het Nonnenwater, de Naaierstraat en de Achter de Vismarkt gedempt. Mede vanwege de protesten vanuit de burgerij en de veranderde inzichten bij stedenbouwkundigen werd echter niet verdergegaan met het dempen van de historisch waardevolle stadsgrachten. In 1977 verdween de wekelijkse varkensmarkt, de grootste in Nederland, uit de stad. De wekelijkse kaasmarkt op donderdag bleef alleen als toeristisch fenomeen gehandhaafd. (Bron : Wikipedia)

Uiteraard zijn we na onze wandeling nog wat kaas en siroopwafels gaan kopen, twee specialiteiten van de stad. Voor de andere specialiteiten zoals kaarsen en kleipijpen hadden we minder interesse 😉.

Uiteindelijk zijn we wel blij met die slechte weersvoorspellingen want anders hadden we deze leuke stad waarschijnlijk niet bezocht en dat zou zonde zijn geweest. Ik kan Gouda zeker aanraden (en als je het bezoekt, ga zeker langs bij de VVV).

Reeuwijkse Plassen, Oude Rijn en Bodegraven

Na onze citytrip van gisteren werden vandaag weer de fietsen uit de berging gehaald voor een iets minder lange fietstocht.

We vertrokken via Gouda (waar het iets rustiger was dan eerder deze week) om dan een stukje van de Reeuwijkse Plassen te doen dat we nog niet eerder bezochten.

Daarnaar ging het via de Oude Rijn naar Bodegraven waar we de tijd namen om te lunchen.

Er was al sprake van bewoning in de tijd van de Romeinen toen het aan de Noordgrens van het Romeinse Rijk lag.

Daarna bleef het lange tijd stil rondom Bodegraven. Volgens de overlevering zou op een inmiddels zoekgeraakte kaart uit 809 de heerlijkheid Bodelo worden vermeld. Zeker is dat rond het jaar 1050 er een kleine nederzetting was ontstaan, waarschijnlijk rond de huidige Dorpskerk.

In de 15e eeuw kreeg Bodegraven een belangrijke functie bij de waterbeheersing in de regio: in het centrum van het dorp werd de eerste sluis in de Rijn gebouwd. Sedertdien ontwikkelde Bodegraven zich economisch gunstig: het verkeer, dat in die tijd vooral over water ging, moest er stoppen en daar profiteerden de Bodegraafse handel en nijverheid van. In het begin van de 16e eeuw kreeg het dorp echter te maken met brandschatting en plundering. In 1507 en 1512 werd Bodegraven bezocht door Gelderse troepen onder Maarten van Rossum, die een rokende puinhoop achterlieten. De grootste rampen moesten echter nog komen.

1672 was ook voor Bodegraven een Rampjaar. De verdediging van Holland door de Prins van Oranje en zijn troepen werd geleid vanuit een schans tussen Bodegraven en de buurtschap Nieuwerbrug. De Franse vijand wist echter via een omweg, over het ijs door de Meije, Bodegraven van achteren te benaderen. Nadat zij bij Gouwsluis onder Alphen door de troepen van de Republiek verslagen werden, keerden de Fransen verbitterd terug naar Woerden, maar niet na in Zwammerdam en Bodegraven een waar bloedbad te hebben aangericht. Vrijwel het gehele dorp Bodegraven ging in de as.

Tot 1870 floreerde Bodegraven weer. Er brak in dat jaar in een bakkerij een brand uit, die een groot deel van het toenmalige stadje in de as legde. Toen de branden achter de rug waren bleken er 130 gezinnen dakloos te zijn geworden en meer dan 100 huizen afgebrand. Mede door een landelijke collecte kon Bodegraven relatief snel weer worden opgebouwd.

Bodegraven is een bekend centrum van de kaashandel, al is het aantal karakteristieke kaaspakhuizen er afgenomen en wordt de dinsdagse kaasmarkt er sinds 2001 niet meer gehouden. Behalve met kaas is Bodegraven ook verbonden met shampoo: in de jaren 40 richtte kapper André de Jong er de Andrélon-fabriek op. De fabriek is in 2005 gesloten. Ironisch genoeg werd André de Jong uitgerekend in dit jaar verkozen tot Grootste Bodegraver Aller Tijden, een door lokale omroep Studio 15 uitgeschreven verkiezing. (bronnen : Wikipedia en Website van Rijnstreek en Lopikerwaard)

Ik kende Bodegraven vooral van de Coca-Cola blikjes die er werden gemaakt. Toen ik nog blikjes verzamelden kwam ik de naam vaak tegen.

Knooppunten 21 – 45 – 44 – 43 – 42 – 41 – 40 – 51 – 35 – 50 – 47 – 48 – 49 – 36 – 32 – 38 – 52 – 31 – 33 – 94 – 94 – 19 – 18 – 20 – 21

(Nat) Den Haag

Er werd voor vandaag een hele dag regen gegeven en die voorspelling bleek ook te zijn uitgekomen. Geen weer om te fietsen dus maar wel weer om de trein te nemen van Gouda naar Den Haag.

In Den Haag aangekomen zijn we direct naar het Mauritshuis gegaan.

Het Mauritshuis, officieel Koninklijk Kabinet van Schilderijen Mauritshuis, werd gebouwd in opdracht van Johan Maurits van Nassau-Siegen, in die tijd officier in het Staatse leger, de latere gouverneur-generaal van Nederlands-Brazilië. Dit voormalig stadspaleis werd gebouwd tussen 1633 en 1644 en is ontworpen door Jacob van Campen en zijn assistent Pieter Post. Van Campen liet de bouw over aan Post. De bouw duurde onder meer zo lang omdat Johan Maurits in 1636 voor een periode van ruim zeven jaar naar Brazilië ging en er dus geen haast was. Een ander probleem was de brug, die op de plaats van het huidige gebouw zat. Deze mocht niet worden afgebroken voordat er een nieuwe brug was gebouwd met een nieuwe poort naar het Binnenhof, de huidige Mauritspoort.

Het pand werd door Johan Maurits gebouwd uit de opbrengsten van zijn inkomsten als gouverneur-generaal van Nederlands-Brazilië. Een belangrijke inkomstenbron voor de West-Indische Compagnie aldaar was de suikerriethandel, die door Johan Maurits gefaciliteerd en uitgebreid werd door een vaste slavenroute te bewerkstelligen tussen Afrika en de WIC-kolonie. Vanwege de lichtgekleurde gevelstenen en zijn feitelijke inkomsten via de suikerrietteelt werd het stadspaleis ook wel smalend het Suikerhuis genoemd. Er werd ook duidelijk aangegeven dat Maurits veel geld heeft verdiend aan de slavenhandel.

Tot de vaste collectie behoren Meisje met de parel en Gezicht op Delft van Johannes Vermeer, ‘Soo voer gesongen, soo na gepepen’ van Jan Steen, De stier van Paulus Potter en De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp van Rembrandt van Rijn. (bron : Wikipedia)

We wilden ook het Binnenhof bekijken maar dat is quasi volledig afgesloten wegens renovatie.

Na de lunch trokken we naar het Paleis Lange Voorhout. Dat was het winterpaleis van Koningin Emma en ook van Koningin Juliana. Sinds 1992 wordt het gebruikt als museum en vanaf 2002 is het gewijd aan M.C. Escher.

Maurits Cornelis Escher was een Nederlandse kunstenaar, die bekend is om zijn houtsneden, houtgravures en lithografieën, waarin hij vaak speelde met wiskundige principes.

Zijn gravures verbeelden vaak onmogelijke constructies, studies van oneindigheid en in elkaar passende meetkundige patronen (vlakverdelingen) die geleidelijk in volstrekt verschillende vormen veranderen. Enkele zeer bekende voorstellingen die hij tekende zijn ontworpen rond onmogelijke objecten zoals de Penrose-trap. Pas in de jaren vijftig van de twintigste eeuw kreeg hij in bredere kring erkenning als kunstenaar, vooral in de VS. Kristallografen en wiskundigen ontdekten in zijn werk symmetrieën en thema’s uit hun vakgebieden. Eschers grafische werk wordt vanaf 1960 in wetenschappelijke (leer)boeken gebruikt. (bron : Wikipedia)

Ik ben een grote fan van zijn werk.

Om de dag af te sluiten bezochten we nog even de winkelstraten. Vooral de Bijenkorf is een bezoekje waard. Niet zozeer omwille van de producten maar wel omwille van de glasramen in de trappenhallen. Als je er bent, neem de roltrappen naar boven en ga met de gewone trap naar beneden.

Zevenhuizerplas en Bentwoud (en nog altijd veel wind)

Nieuwe dag, nieuwe fietsroute maar wel met de ons bekende windkracht 4 tot 5.

Die windkracht hadden we tegen bij het vertrek en dat zou zo’n 20 km blijven duren. Prettig fietsen is dat niet echt maar het zou nog minder prettig zijn zonder elektrische ondersteuning 😉.

In Oud Verlaat, waar we een koffiepauze namen, veranderde het eindelijk. We volgden vanaf dan de Rotte die ons naar de Zevenhuizerplas leidde.

De Zevenhuizerplas is in de jaren zeventig aangelegd en werd opgeleverd in 1978. Het zand dat er oorspronkelijk lag, is gebruikt bij bouwprojecten in de omgeving, zoals voor het opspuiten van grond voor de bouw van de Rotterdamse wijk Zevenkamp. Vervolgens is de directe omgeving ingericht als recreatiegebied, er zijn wegen, fietspaden en twee stranden aangelegd. In de Zevenhuizerplas is een gebied afgezet voor baders zodat deze niet gehinderd worden door watersporters. Deze kunnen hier windsurfen, kanoën, zeilen, duiken en roeien.

Na een smakelijke lunch fietsten we verder naar Bentwoud. Het Bentwoud is een nieuw natuur- en recreatiegebied in de Randstad, tussen Zoetermeer en Boskoop. Het mag dan een jong bos zijn, in 2016 is de inrichting van het natuurgebied afgerond, het is al een flink bos. De afgelopen jaren zijn er 2,5 miljoen bomen en struiken geplant en is 80 kilometer aan wandel- en fietspaden aangelegd. En toch heb je er de ruimte: het Bentwoud is met ruim 800 hectare het grootste aaneengesloten bosgebied in de Randstad. 

Na ruim 50 km waren we best blij dat we ons konden neerploffen in onze zetel. Het was soms weer vechten tegen de wind maar we zijn wel weer droog gebleven en het was alweer een mooie fietstocht.

Knooppunten 21 – 45 – 44 – 43 – 28 – 12 – 25 – 24 – 03 – 91 – 92 – 93 – 94 – 95 – 36 – 28 – 06 – 07 – 53 – 54 – 55 – 51 – 61 – 11 – 98 – 05 – 97 – 96 – 16 – 22 – 95 – 21