Vakantietraining

Nog 20 dagen en dan kunnen we eindelijk aan onze zomervakantie beginnen!

Gisteren hebben we al eens een dagje getest. Dat hadden we wel verdiend vonden we na alweer een druk weekend. Zaterdag weer enkele uren in de tuin gewerkt en zondag naar Domein Puyenbroeck geweest voor het Joris Familiefeest. De nazaten van Vava en Moemoe Joris, de vader en moeder van mijn moeder dus. Met 70 aanwezigen (niet iedereen kon komen) was het best druk.

Om voor onze vakantie te oefenen trokken we gisteren naar Villers-la-Ville. Voor mij iets dat al lang op mijn bucketlist stond, voor Conny een aangenaam weerzien want zij was daar eerder dit jaar al geweest tijdens het fietsweekend met haar vriendinnen.

De abdij van Villers werd in 1146 gesticht, als dochterabdij van Clairvaux, door een groepje monniken in opdracht van Sint-Bernardus. De grond werd geschonken door drie plaatselijke landheren (Judith van Marbais, Anselm van Huneffe en Engelbert van Schoten), maar de eerste monniken moesten tot tweemaal toe verhuizen vooraleer zij een geschikte plek vonden die beantwoordde aan de behoeften van de gemeenschap. Er werd uiteindelijk gekozen voor een locatie aan de waterloop de Thyle. De bouw van de abdij vond plaats omstreeks 1190-1267. Vooral abt Charles de Seyne (1197-1209) geldt als groot bouwheer. De stichting van de abdij werd bekrachtigd door paus Eugenius III (zelf een leerling van Bernardus) en de Luikse prins-bisschop Hendrik II van Leyen. De abdij lag in het grensgebied van het graafschap Namen en het hertogdom Brabant, maar vanaf 1209 verkoos de gemeenschap uitdrukkelijk om tot de Brabantse invloedssfeer te behoren, een keuze die de hertogen met allerlei weldaden beloonden. De abt van Villers zetelde ambtshalve in de Staten van Brabant.

De abdij beleefde vooral in de 13de eeuw een bloeiperiode, toen de gemeenschap 100 monniken en 300 lekenbroeders telde. De religieuze ijver was groot, de ascese was streng en de abdij telde verschillende mystici. Zij verwierf uitgestrekte landeigendommen (op het einde van de 13de eeuw in totaal 10.000 ha., verspreid over de huidige provincies Antwerpen tot Namen) en stichtte op haar beurt de abdij van Grandpré (1231) en de Sint-Bernardusabdij te Vremde (1236), die later naar Hemiksem (1243 – Sint-Bernardusabdij) verhuisde, alsmede een aantal begijnhoven en nonnenkloosters, waarvan de abten de geestelijke leiders werden.

Toen Frankrijk in 1794 tijdens de Eerste Coalitieoorlog de Zuidelijke Nederlanden binnenviel, koos de abt de zijde van de keizer. Dat was het begin van het einde: op 11 december 1796 werden de kloosterlingen door Franse troepen verdreven. De eigendommen werden openbaar verkocht, en het terrein van de abdij zelf kwam in handen van een zekere La Terrade, een handelaar in bouwmaterialen, die de gebouwen stelselmatig sloopte en het “gerecycleerde” materiaal verkocht. In 1820 werd het terrein opgekocht door Charles-Lambert Huart, die in 1851 de toelating gaf om de spoorlijn Charleroi-Leuven dwars door zijn eigendom te laten aanleggen, wat hem een royale vergoeding opleverde. Wat er overbleef van de gebouwen werd verwaarloosd; de tijd en de elementen deden de rest. In 1893 kwam het terrein uiteindelijk in handen van de Belgische Staat, die sindsdien grootscheepse herstellingswerken liet aanvatten om de ruïne voor verdere aftakeling te behoeden. (Bron : Wikipedia)

Een geslaagde training voor een vakantie die niet snel genoeg kan komen … Nog 20 keer slapen!

Door de abdijbossen in Westmalle

Vandaag alweer de laatste dag van onze “blijf-thuis-vakantie”. Wat een weekje aan de Reeuwijkse Plassen moest worden is een weekje Peulis geworden.

Maar verder was het een vakantie als alle anderen. Veel gewandeld, een beetje gefietst, een beetje gejogd en vooral … ontspannen.

Voor onze wandeling van vandaag trokken we naar de broeders van Westmalle. Onderweg maakten we een tussenstop in Kessel om mijn bestelling bij het Oudercomité van Basisschool De Ceder op te halen. Zo kreeg ik ook nog eens de kans om collega Leni “in het echt” te zien.

Daarna ging het dus verder naar Westmalle waar de auto achterlieten op de parking van Café Trappisten. Een parking die trouwens vrij goed gevuld was ook al was het café zelf gesloten. Wij volgden een knooppuntenwandeling uit ons Knooppunter.com boekje (99-01-58-59-97-89-36-35-33-34-37-38-39-32-30-99).

Wanneer je domein van de Trappisten betreedt via de sierlijke ingangspoort zie je onmiddellijk een kleine kapel. Dat is de Sint-Bernarduskapel. Deze kapel werd in 1947 opgericht om 14 Britse en Canadese soldaten die in de buurt sneuvelden tijdens de tweede wereldoorlog te gedenken. Maar ze werd ook opgericht als dank omdat de abdij ongeschonden de wereldoorlog was doorgekomen.

Even verder zie je de Abdij Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart. De abdij is ontstaan in 1794 toen een groep monniken van de Abdij van La Trappe in Normandië op de vlucht gingen voor de Franse Revolutie. Ze kwamen terecht in een kleine boerderij, Nooitrust. Die deed tot 1836 dienst als klooster tot het de status van abdij kreeg. Daarna volgden vele uitbreidingen waaronder de brouwerij in 1933.

Daarna ging het verder naar de bossen waar we tussen knooppunten 97 en 89 het sanatoriumdomein Lizzy Marsily bereikten. Lizzy Marsily was de hoofdsecretaresse van de Nationale Bond voor Tuberculosebestrijding die in 1920 in een sanatorium stichtte. Het werd ingehuldigd door Koningin Elisabeth.

Onze sandwiches opeten deden we op de Drieboomkensberg. Daar is, in het midden van nergens, een bezinningsplekje gewijd aan Onze-Lieve-Vrouw-ter-Koorts. Dat staat er al sinds 1750. Het werd opgericht door een Engelse Officier die daar in 1746 zwaargewond werd en hoge koorts kreeg tijdens de oorlog tussen Fransen enerzijds en Oostenrijkers, Hollanders en Engelsen anderzijds. Als hij het zou overleven dan zou hij een kapel bouwen. Dat gebeurde dus. De kapel werd in 1800 vernietigd door een storm maar het beeld staat er dus nog altijd.

Na 10 km stonden we terug op de parking die nu nog voller was dan toen wij vertrokken. Een koffietje was welkom geweest maar ja … het zijn nu eenmaal andere tijden.

Druk

Alweer een goed gevuld weekend achter de rug maar voor het eerst in weken is er niet in de tuin van Conny gewerkt.

Gisteren waren we al wel vóór negen uur onderweg naar Eindhoven. Daar vond immers het Brabants Stripspektakel plaats. Deze stripbeurs was vroeger één van mijn favorieten. Toen vond ze echter plaats in het laatste weekend van Augustus en moest ik er voor naar Valkenswaard.

Toen namen nieuwe organisatoren het over en zij verplaatsten de beurs naar het eerste weekend van september, een weekend dat ik meestal in Engeland vertoefde.

Dit jaar kreeg ze echter een nieuwe datum en een nieuwe locatie waardoor ik toch nog eens kon gaan. Terwijl ik me rustig doorheen de dozen en dozen met stripverhalen werkte genoot Conny van een smakelijk Latte en een paar hoofdstukken op de “-reader.

Ik had gehoopt om ook naamgenoot Charel Cambré te ontmoeten maar hij blijkt geen ochtendmens te zijn. Jan Bosschaert en Jean-Pol waren er wel.

Na de beurs die we toch weer enkele pareltjes heeft opgeleverd zijn we naar Postel gereden om een mooie wandeling te maken in en rond de Abdij. Postel is al sinds de 12de eeuw de thuisbasis van deze Norbertijnerabdij. Je kan er abdijkaas en gigantisch grote broden kopen maar je kan er dus ook heel mooi wandelen. Wij kozen voor de wandeling van 6,5 km.

Ook vandaag werd er gewandeld maar dan in het Molenbos in Grobbendonk, met een drankpauze in Den Herberg van Bartel Van Riet.

Kortom een goed weekend geweest voor De Roze Mars ten voordele van Pink Ribbon.