Nadat we vanochtend mijne Focus hadden achtergelaten bij mijn nieuwe garage (Ford Feyaerts in Haacht) met de auto van Conny verder gereden naar Zoutleeuw.
We hadden nog eens zin (en behoefte) aan een langere wandeling en Zoutleeuw leek ons wel wat. We kozen dus voor Wandeling 37 uit Lannoo’s Groot Wandelboek van Vlaanderen.
Parkeren deden we aan het Provinciaal Domein Het Vinne. Het Vinne is ontstaan rond een 4 meter diepe turfkuil. In 1841 werd begonnen met het droogleggen van deze kuil. In 1844 werd ongeveer 100 hectare vrijgemaakt voor landbouw. De nv Union Allumetières uit Geraardsbergen beboste het gebied met Canadapopulieren voor luciferproductie. De winstmarges waren echter teleurstellend en in 1974 werden de gronden aangekocht door de provincie Brabant. In 2004-2005 werd het Vinne omgebouwd tot het grootste “natuurlijke” binnenmeer van Vlaanderen.
Wij gingen echter de andere kant uit, richting het centrum van Zoutleeuw. Zoutleeuw was tussen de 13e en de 16e eeuw één van de grote handelscentra van het hertogdom Brabant. De Gete verbond de haven van Zoutleeuw met de “rest van de wereld”. Zo’n 400 schepen legden in de 14e eeuw jaarlijks aan in Zoutleeuw. Vooral graan, steenkool en wijn werden verscheept. Haring en zout werden in grote hoeveelheden aangevoerd. Mogelijk stamt de naam Zout-leeuw af van die aanvoer.
Nu is Zoutleeuw een heel aangenaam en pittoresk stadje. Zo’n stadje dat je nog wel eens wil bezoeken in de zomer of zo.
Via de velden en boomgaarden en omringd door sneeuwklokjes, kuierden we rustig verder om zo’n drieënhalf uur later terug aan onze auto staan.
Moe maar tevreden konden we de terugweg naar Peulis aanvatten. Onderweg nog gestopt aan de garage om de Focus terug af te halen.














