Kempen

De laatste twee dagen van mijn (korte) vakantie waren weer behoorlijk gevuld.

Gisteren begon met een bezoekje aan het AZ in Herentals. Niets ernstigs hoor, gewoon een MRI-scan laten nemen in de hoop zo uit te vinden waarom ik zo slecht hoor langs mijn rechterkant. Omdat ik nog een tegoedbon van 15 € voor Taverne Wolfstee in Herentals had leek het de prefecte aangelegenheid om aan het ziekenhuisbezoek een fikse wandeling te koppelen om de dag dan af te sluiten met een smakelijke hap.

Kort na 8 u stond Conny al voor de deur en even later vertrokken we naar de stad van Keizer Rik. Omstreeks half elf hadden we de wandelschoenen aangetrokken en vertrokken we richting Netepark waar onze knooppuntenwandeling begon.

Niet veel later stonden we aan de Toeristentoren, de houten toren midden op de Kempische Heuvelrug van waaruit je, bij helder weer, een mooi uitzicht hebt op de Kempen en naar verluid tot 30 km ver kunt zien. Of dat laatste helemaal klopt weet ik niet maar het uitzicht is er in ieder geval de moeite ook al gaat het beklimmen van dergelijke bouwwerken bij mij altijd gepaard met de nodige angsten vanwege mijn hoogtevrees. Eens ik boven ben is er geen enkel probleem maar het is het naar boven gaan en het afdalen dat niet altijd vlot.

De temperatuur viel al bij al nog mee omdat we vrij veel schaduw hadden en omdat er een aangename wind was. Minder aangenaam waren de insecten die mij zo’n lekker stuk vinden. Vooral dazen zijn grote fan van mij. En die bijten dan echt tot bloedens toe hè. Daarnaast vinden ook muggen mijn bloed best smakelijk.

Het zou niet zo erg zijn ware het niet dat Conny dus geen enkele beet heeft gehad.

Vandaag weer vroeg uit de veren om terug naar Ieper te rijden, weliswaar met een tussenstop in Harelbeke. Had ik dan vorige week niet alles gezien? Uiteraard niet maar ik ben vooral teruggereden omdat mijn moeder ook nog eens graag Ieper wilde zien (en onderweg nog even stoppen bij vrienden die ze in 10 jaar niet meer had gezien).

En zo eindigt mijn (korte) vakantie waar hij begonnen is … in de Kattenstad. Morgen terug aan het werk voor twee lange zomermaanden waarin ik zelf (op drie dagen na) geen vakantie heb en waarin ik alle collega’s op vakantie zie vertrekken (sommigen zelfs twee keer). Dat het maar rap september is.

Westhoek

Wat zijn de voordelen van een wereldkampioenschap voetbal waar de Rode Duivels aan meedoen? Jupiler verkoopt veel meer bier, elk café (met TV) zit vol tijdens de matchen en de warenhuizen verkopen veel meer snacks dan gewoonlijk.

Een ander voordeel is het feit dat plaatsen waar het anders wel eens druk zou kunnen zijn vaak compleet verlaten zijn. Twee jaar terug hebben we dat gemerkt toen we een wandeling van Lier naar Kessel maakten. 3 uur gewandeld en misschien 6 mensen tegengekomen.

Daarom besloten Conny en ik van de tweede match van de Duivels gebruik te maken om de Westhoek eens te bezoeken. Het feit dat mijn broer momenteel ergens in de Schotse Highlands rondfietst hielp ook wel bij deze keuze. Zo konden we immers ook nog de kostprijs van een overnachting uitsparen.

Op weg naar Ieper stopten we eerst in Passendale om Tyne Cot Cemetery te bezoeken. De naam Tyne Cot(tage) werd door de 50th Northumbrian Division aan een schuurtje gegeven dat te midden van een vijftal Duitse betonnen bunkers stond, langs de weg van Broodseinde naar Passendale. Hiermee verwezen ze naar de huisjes (cottages) langs de Tyne, een rivier in Noord Engeland die door Northumberland loopt. (bron Wikipedia). In totaal liggen er 11.957 slachtoffers begraven waarvan 8.369 niet geïdentificeerde slachtoffers. Ik heb al behoorlijk wat oorlogskerkhoven bezocht maar dit is echt wel indrukwekkend.

Daarna ging het verder naar Ieper waar het behoorlijk druk was. Ik was immers vergeten dat het ook nog de Rally van Ieper was, een klassieker in de rallywereld. Nu heb ik wel “iets” met auto’s maar Conny eigenlijk totaal niet.

Even onze overnight bag naar onze studio gebracht, een paar boterhammetjes gegeten en op weg naar de Lakenhal voor de belangrijkste reden van ons bezoek aan de kattenstad … In Flander’s Fields. Ik heb het jaren geleden al wel eens bezocht maar dat was dus echt lang geleden.

Zoals verwacht was het er rustig … héél rustig. Dat gaf ons wel de tijd om alles goed te bekijken. Echt vrolijk kan je er niet van worden maar het is uiteraard wel uitermate interessant. En het zit bovendien heel goed ineen. Heel sterke filmpjes met sterke acteurs. We hebben er dan ook ruim twee uur rondgelopen.

Een korte wandeling (doorheen het rallygeweld) bracht ons naar de Menenpoort en de vestingwerken van meesterbouwer Vauban. Van de Menenpoort naar Lille Gate Cemetery om dan via de Rijselstraat terug naar de Markt te wandelen.

Ondertussen was het tijd om ons even te verfrissen en een hapje te gaan eten op de Grote Markt. De avond in Ieper werd afgesloten met de Last Post.

Na een welverdiende nachtrust en een smakelijk ontbijt (lekkere pistolets van Paris Croissant op de Grote Markt) lieten we Ieper achter ons en reden we richting Diksmuide met zijn IJzertoren. Het uitzicht alleen is al de moeite waard. De tentoonstelling op de weg naar beneden was soms wel interessant maar mag toch wel eens worden opgefrist worden. Wat ook een beetje stoort is het gevoel dat de slachtoffers van den grooten oorlog na 100 jaar nog altijd worden misbruikt voor politieke redenen.

Nadat we onze boterhammetjes hadden opgegeten hebben we nog een bezoekje gebracht aan het Duitse Kerkhof nabij Vladslo. Mensen vergeten immers vaak dat er aan het front ook veel Duitsers zijn gesneuveld. Dat waren ook vaak jonge jongens met een vader en een moeder. Die ouders treurden even hard om hun zoon als geallieerde ouders. Käthe Kollwitz is zo’n moeder. Zij ontwierp , ter nagedachtenis van haar zoon Peter, het beeldenpaar de Treurende Ouders dat in Vladslo staat. Schrijnend genoeg sneuvelde haar kleinzoon in de tweede wereldoorlog.

Het was een fijn weekendje weg maar toch ook wel een zwaar weekend op psychologisch vlak. Zoveel leed, zoveel slachtoffers en waarom ??? Het is vooral triest dat er na 100 jaar nog niets is veranderd :-(.