Na onze enigszins teleurstellende dag van gisteren zouden moeder en ik vandaag gebruik maken van ons Corona-treinticketje om naar Bokrijk te gaan. Maar met een heenreis van 2 uur en een terugreis van minstens even lang en een grote waarschijnlijkheid dat we twee kilometer (enkel) naar de ingang zouden moeten wandelen deden ons besluiten om met de auto te rijden. Dan ben je daar op 45 minuten en sta je vlakbij de ingang.
Bokrijk is op dit moment gratis open voor iedereen en er is een uitgestippelde route die je moet volgen. Je kan wel geen enkel huis bezoeken en de horeca is ook gesloten. De bakkerij is wel open.
Het openluchtmuseum van Bokrijk werd op 12 april 1958 officieel geopend. Een honderdveertigtal gebouwen vormen de kern van de erfgoedcollectie. Naast deze gebouwen bestaat de collectie verder uit gereedschappen en alledaagse gebruiksvoorwerpen. In het totaal omvat dit 30 000 stukken kwetsbaar erfgoed en getuigen van het dagelijkse leven van de 17e eeuw tot 1950.
Jozef Weyns was de bezieler en eerste conservator van het Openluchtmuseum Bokrijk. Weyns was academisch actief rond materiële volkscultuur en heemkunde. Vanwege zijn specialisatie werd hij door het Limburgse provinciebestuur aangetrokken om in 1953 te starten met de uitwerking van het openluchtmuseum. Er was toen reeds een bouwsel opgericht, een langgevelhoeve afkomstig uit Lummen. Deze Wellenshoeve is genoemd naar kunstschilder Charles Wellens, die de oprichting ervan begeleidde en enkele typische attributen toevoegde aan het oorspronkelijke gebouw.
Het openluchtmuseum telt 140 historische gebouwen. De kleinere constructies zoals bakovens of rennen voor pluimvee zijn dan niet meegerekend. Hoewel het oudste gebouw van 1507 dateert, bestaat de collectie hoofdzakelijk uit bouwwerken van de late 17e tot einde 19e eeuw. De nadruk ligt in het bijzonder op landbouwhoven en -schuren. Daarnaast zijn ook dagelijks belangrijke gebouwen voor het dorpsleven (smid, school, kerk, herberg en handwerkersgebouwen) in de collectie opgenomen. Ook is een straat met stadshuizen gerealiseerd.
Tijdens de vroege opbouw van het openluchtmuseum (1953-1958) werd gericht gezocht naar gebouwen van historisch bouwtechnische waarde of gebouwen met typische stijlkenmerken voor een specifieke regio. De meeste gebouwen verkeerden toen reeds in een vergaande staat van verval. Met het oog op latere reconstructie, werden deze vervallen gebouwen afgebroken. Dit verplaatsen was een tijdrovend proces waarbij men elk object nummerde, intekende in een inventaris en bouwplan en vervolgens nauwgezet heropbouwde. Alle gebouwen restaureerde men hierbij tot in hun meest oorspronkelijke kern.
Al komen de gebouwen uit verschillende streken in Vlaanderen, in Bokrijk zijn zij als representatieve dorpskernen samengebracht. Vlaamse dorpen veranderden niet fundamenteel tussen de late middeleeuwen en de Eerste Wereldoorlog. Het museum brengt een beeld van het dorpsleven tijdens de nieuwe tijd en de vroegmoderne tijd. Door de gewijzigde erfgoedwetgeving in België en Vlaanderen mogen gebouwen van historische waarde enkel nog ‘in situ’ geconserveerd worden. Gebouwen uit hun oorspronkelijke context halen en elders opbouwen, kan niet meer. Dit betekent dat de gebouwencollectie van het openluchtmuseum van Bokrijk niet meer aangroeit.(Bron: Wikipedia)
Het was zalig wandelweer en moeder heeft van de uitstap genoten.
Thuisgekomen heb ik nog snel de loopschoenen aangetrokken en ben nog “even” 6 km gaan joggen. Dat ging aan een tempo van 9 km/u best vlotjes.