Last van de hitte (1)

Eén van de nadelen van het warme weer is dat je ’s avonds zo weinig zin hebt om nog iets te doen hè? Zelfs een paar foto’s bewerken en een blogje schrijven komt er niet van.

Nochtans gebeurt er altijd wel iets.

Zo had ik op vrijdag 5 augustus een Godvruchtige dag toen ik met moeder een bezoekje bracht aan Meersel-Dreef en aan Postel.

Meersel-Dreef is het meest noordelijke dorpje van België. Het is bekend omwille van het Kapucijnerklooster en het Mariapark.

Het kapucijnenklooster (Dreef 36-38) werd in 1687 gesticht door Jan de Wyse, een rijke katholieke zakenman uit Breda, op grond geschonken door Maria Gabriella de Lalaing, de gravin van Hoogstraten. Door de aanhoudende godsdienstvervolgingen kwamen vele katholieken uit Noord-Brabant hun godsdienstplichten vervullen in de kapel van Meersel of in de Sint-Salvatorkerk van Meerle.

Op 21 mei 1687 kwamen de eerste vier kapucijnen in Meersel aan . Ze werden feestelijk ontvangen door Jan de Wyse en ze kregen een onderkomen in de Blauwe Hoeve. Lang zouden ze er niet verblijven. Ze verhuisden al heel snel naar een eigen schuurtje dat ze zelf op de oever van de Mark hadden gebouwd. Op 25 juni 1687 werd de eerste steen van het klooster gelegd. De steen en het terrein werden door de passtoor-deken van Hoogstraten, kanunnik Verhulst, gewijd. Op 16 december 1687 namen de paters hun intrek in het eerste gedeelte, de schuur werd enkel nog als kapel gebruikt. Op 28 september 1688 werd de kerk in gebruik genomen. Er waren toen al zeven paters en vijf broeders. Pas op 7 mei 1690 werd de kerk ingewijd door de bisschop. Door de grote toeloop van volk was er nood aan een goede toegangsweg en daarom werd nog hetzelfde jaar de Dreef aangelegd. Zo ontstond gaandeweg de naam Meersel-Dreef. De kerk en het klooster werden nog verschillende malen vergroot.

Na ons bezoekje aan Meerseldreef stapten we terug in de auto om te gaan lunchen bij de Norbertijnen in Postel.

Het is bekend dat Postel in de 12e eeuw in handen was van ene Fastradus van Utwich, heer van Uitwijk in het land van Altena. Hij schonk rond 1134 een derde deel van zijn bezit in Postel aan de Abdij van Floreffe. Het kan zijn dat deze grond vroeger aan de Abdij van Corbie behoorde en nadien onrechtmatig in bezit was genomen. Nog vóór 1145 schonk Fastradus een derde deel van zijn “predium” van Reusel aan dezelfde abdij. De norbertijnen, die naar Postel gestuurd werden moesten hier een kerk bouwen. Te noteren valt dat Postel in de buurt van een kruispunt van verkeerswegen lag, die van west naar oost, van Breda naar Maastricht, en van noord naar zuid, van ‘s-Hertogenbosch naar Leuven, liepen en aan die plaats wel een bijzonder belang konden geven. De opvang van de reizigers was een grote taak van de kleine gemeenschap naast de andere taken. In 1140 werd een eerste bidplaats geconsacreerd. Die bleek echter veel te klein en er werd overgegaan tot de bouw van een grotere, die in 1190 geconsacreerd is en nu nog steeds in gebruik is als de oudste nog in gebruik zijnde norbertijnenkerk.

Te noteren eveneens dat de abdij in de 17e en 18e eeuw regelmatig oorlogsschattingen diende te betalen. Ook de retorsieplakkaten door de Staatsen uitgegeven kostten de abdij veel geld. De Vrede van Münster van 1648 bracht duidelijkheid omtrent de landgrens, maar niet voor Postel, dat omstreden gebied bleef. De aangespannen rechtszaak daaromtrent werd pas in 1785 in het voordeel van Postel beslist, maar alle bezittingen ten noorden van de grens (48 hoeven en twaalf molens) bleven definitief eigendom van de Staatsen. Slechts negen hoeven en één molen bleven over, waardoor het inkomen van de abdij flink slonk zodat er moest overgegaan worden tot verkoop van bezittingen. Toch waren er nog bouwactiviteiten o.a. het hoofdgebouw, de refter en het gastenverblijf.

De abdij leverde samen met de andere norbertijnenabdijen veel pastoors aan de parochies in de noordelijke Nederlanden, die zo voor het katholicisme behouden bleven. Men gewaagt er van “de witte linie” tegen het protestantisme.

Bij het einde van de Franse Revolutie arriveerden de Franse troepen in 1797 en de kloosterlingen werden verdreven, de abdij met haar goederen aangeslagen, verkocht, terwijl ook abdijgebouwen afgebroken werden.

Na een afwezigheid van 50 jaren konden de kloosterlingen terugkeren en aan de heropbouw beginnen. De restauratie heeft 150 jaar geduurd omdat de middelen daarvoor zeer karig waren. In 1943 werden de roodkoperen brouwketels verkocht wegens armoede.

Het gasthof de Beiaard, in de ringmuur van de abdij gelegen, kwam er in 1960 en het bezinningscentrum (het eigenlijke gastenkwartier) met haar conferentiezalen staat sinds 1970 open ook voor retraites en seminaries van bedrijven.

Meersel-Dreef

Abdij van Postel

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s