Het Waverwoud

Geen terrasjes voor ons vandaag. En dat zal zo nog wel even blijven denk ik.

Wel een wandeling.

Daarvoor trokken we deze keer naar Onze-Lieve-Vrouw-Waver. Bedoeling was om het Waverwoud, of wat ervan overblijft, te bezoeken.

In de vroege Middeleeuwen strekte het Waverwoud zich uit tussen Nete en Dijle. Het bestond uit venen, bossen en open, heideachtige stukken. Wat nu nog rest van het woud, ademt nog steeds de magie van weleer.

Het huidige Waverwoud, met een oppervlakte van 114 ha, werd in december 2014 erkend als natuurgebied. De natuurgebieden die onderdeel uitmaken van het Waverwoud zijn de Hondsbossen, de Gasthuisbossen, het Vossenbergbos, de Zuurbossen en de Brede Zeyp.

Het Waverwoud werd al op 12 september 1008 vermeld in een akte van Hendrik II, koning en later keizer van het Heilig Roomse Rijk. Volgens sommige geschriften besloeg dit bos het hele gebied tussen de Dijle, de Nete en de Grote Nete. In die tijd was de omgeving van Sint-Katelijne-Waver en Putte een woest gebied met ontoegankelijke moerassen en dichte bossen. In de tweede helft van de 13de eeuw waren er in de streek drie ʺWaverdorpenʺ terug te vinden: Onze-Lieve-Vrouw-Waver, Sint-Katelijne-Waver en Sint-Niklaas-Waver (tegenwoordig Putte).

Het bos bestaat voornamelijk uit statige eiken, slanke berken en warrige wilgen. In hun schaduw lokken lijsterbes en sporkehout vele insecten. Iets lager tooien meiklokjes, dalkruid en bosanemonen de lente met hun pracht. Mysterieuze varens, dood hout en lianen kamperfoelie geven het bos een echte oerwoudsfeer.

In de herfst en de winter valt de verscheidenheid aan paddenstoelen en mossen op. Roofvogels en spechten voelen er zich thuis. De open delen worden beheerst door pijpenstrootje en biezen. Tussen hun bulten bloeien tormentil, wederik en blauwe knoop. Melkeppe vormt een voedselbron voor koninginnenpages. In de wat voedselrijkere graslanden kleuren boterbloem, pinksterbloem en herfstleeuwentand het landschap.

De vele overgangen tussen bos en open gebieden zijn een paradijs voor plant en dier. Schermhavikskruid, echte guldenroede en grote muur vallen er op. Wilde mispel en appel vormen een bijzondere verschijning. Reeën vinden er voedsel en rust. Vlinders als blauwtjes, oranjetipje, zandoogjes, vuurvlinder, gele dikkopjes en eikepages fladderen vrolijk in het rond en vleermuizen jagen op muggen en sprinkhanen.(Bron : website Natuurpunt)

Wij beperkten ons vandaag tot het Vossenbergbos en de Gasthuisbossen. De rest is voor een andere keer. De terrasjes hebben we totaal niet gemist.

Kesselse Heide

Alweer een drukke werkweek achter de rug maar er was gelukkig ook goed nieuws. Zowel onze fietsvakantie in juni naar Kalmthout als onze wandelvakantie naar de Reeuwijkse Plassen in september zijn bevestigd .

Bovendien zijn mijn afspraken voor mijn eerste Corona-prik (19 mei) en mijn tweede Corona-prik (9 augustus) vastgelegd.

Voor die eerste prik moet ik wel de midweek in Oostende die ik met moeder heb gepland even onderbreken maar er zijn ergere zaken hè?

Op mijn vrije vrijdag zijn we even naar Kessel gereden om daar de rode wandeling te doen.

De Kesselse Heide maakte deel uit van de grote Kempense heidevlakten. Tijdens de laatste ijstijd – rond 70.000 à 10.000 voor Christus – werden de Kempen bedekt met hele pakken zand. Het fijne zand (löss) werd weggewaaid en vormde stuifduinen, waarvan er nog restanten liggen op het domein.[1] Het grovere dekzand bleef er lange tijd dor liggen. Na deze ijstijd – rond 10.000 à 3.800 voor Christus – werd het warmer en ontstonden eikenberkenbossen, met grove den en berk. Daarna begon de mens delen bos te kappen of afbranden voor landbouwgrond. Wanneer de grond uitgeput was, bleven open plekken schrale grond achter. Deze waren ideaal voor de heidegroei. Bovendien werden er schapen geteeld voor de lakennijverheid en deze hielpen mee de heidevlakte in stand te houden door jonge boomscheutjes af te grazen.

Tijdens de Franse Revolutie werd de Kesselse Heide verkocht en later herbebost met grove den, die kon gebruikt worden voor de mijnbouw.

Voor de Eerste Wereldoorlog werd de fortengordel rond Antwerpen afgewerkt. In 1912 was het Fort van Kessel klaar en in 1913 het Fort van Broechem. Om het zicht tussen deze forten vrij te houden, werden alle bomen gekapt. Op de Kesselse Heide bleef slechts één boom staan: deze gaf de grens aan tussen Kessel en Nijlen. De familie Pouppez-de-Kettenis, die eigenaar was van de Kesselse Heide, liet het domein herbebossen vanaf 1920. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden de bomen opnieuw gekapt, deels door soldaten en deels door de bevolking als brandstof. Alleen dezelfde ene boom bleef weer staan, tot ook deze in 1943 verdween. Na de oorlog groeide het bos terug.

De gemeente Kessel beheerde de Kesselse Heide vanaf 1972: de gemeente hield er toezicht en ruimde het domein op. Bij Koninklijk Besluit van 5 augustus 1976 werd het domein tot natuurgebied verklaard en in 1978 werd het gekocht door de provincie Antwerpen. In 1981 kocht de gemeente Nijlen het 7 ha grote natuurgebied “Hoogbos” aan en gaf dit in 2005 in beheer aan de provincie. Het Hoogbos ligt aan de overzijde van de Lindekensbaan, de straat waaraan de Kesselse Heide paalt. In 2010 werd de “Hoge Heide” aangekocht, een 9 ha groot natuurgebied naast het Hoogbos.

Om het heidegebied in stand te houden, grazen er schapen.

Op de Kesselse Heide zijn heel wat diersoorten actief, onder meer de grijze zandbij, boompieper en boomvalk. Qua planten zijn er onder meer ronde zonnedauw, zandzegge en pijpenstrootje. (Bron : Wikipedia)

Alweer een bewijs dat je niet ver moet rijden om mooie natuur te zien.

Het Cassenbroek

Na onze uitstap naar Booischot van gisteren trokken we vandaag (nog maar eens) naar Rijmenam.

We gaan daar vrij vaak wandelen maar dat is omdat het daar ook mooi wandelen is.

Vandaag kozen we voor een wandeling richting Cassenbroek. Die hadden we vorig jaar ook al gedaan in de herfst.

Het Cassenbroek is een natuurgebied op het grondgebied van Rijmenam en Bonheiden. Duizenden jaren geleden stroomde hier de Demer. Op natuurlijke wijze werd een Demerarm afgesnoerd. Op de bodem van de aldus ontstane waterplas stapelde zich gedurende eeuwen een dikke laag dood plantaardig materiaal op, die een veenpakket vormde… een pareltje van biodiversiteit was geboren.

De droge stuifduinen die vroeger begroeid waren met heide, zijn nu voornamelijk beplant met dennen, essen- eikenbossen met fraaie voorjaarsbloeiers zoals bosanemoon en sleutelbloem. In de vochtigere stukken elzen- berkenbosjes zijn ze begroeid met een ondergroei van moerasviooltje en dotterbloem. We vinden hier ook nog enkele soortenrijke hooilandjes met pinksterbloem, melkeppe, egelboterbloem, bosbies en echte koekoeksbloemen …

Op de natste delen van het gebied vinden we nog haast ondoordringbare wilgenbroekbossen, afgewisseld met hooilandjes, vijvers en zelfs een voor Vlaanderen uiterst zeldzaam trilveen. ‘Een waterbed in de open natuur’, zo kan je een trilveen best omschrijven. Erop lopen is een hele ervaring. Een beetje griezelig, maar vooral zompig en best wel gevaarlijk. Voor je het weet, lig je in het water: onder het trilveen. Een trilveen ontstaat als open water onder specifieke omstandigheden geleidelijk dichtgroeit. Op de drijvende waterplanten groeit een volgende laag. Zo krijg je een heel dik tapijt, vastgehecht aan de oevers. Ook op Europees niveau zijn deze begroeiingen zeldzaam en bedreigd.

Sinds 1993 vormt het Cassenbroek een beschermd landschap.(bron : website Gemeente Bonheiden)

Het trilveen hebben we niet gedaan maar we hebben wel tal van vogels en bloemen gezien. De wolken gaven het vaak nog een meer dramatisch uitzicht. Hoewel foto’s de werkelijk nooit kunnen evenaren doe ik toch nog maar eens een poging:

Domein Ter Laken

Na een wandeling met moeder door het Vordensteinpark in Schoten gisteren (waarover ik in de loop van volgende week nog wel iets zal posten, moest er ook vandaag worden gewandeld.

Nu ja, moeten is veel gezegd maar vandaag is wel de Roze Mars begonnen en dan moet er wel gestapt worden (www.derozemars.be). De afgelopen jaren werd dit evenement gesteund door de P&V groep en betaalden zij de deelnamekosten voor elke werknemer van de groep. Dit jaar is de samenwerking gestopt en moeten we onze deelname zelf betalen maar dat is geen hindernis.

We trokken vandaag naar het kasteel van Laken. Niet naar Koning Filip maar naar het Domein Ter Laken in Booischot.

Het kasteeldomein Ter Laken met als kern het kasteel Ter Laken bevindt zich ten zuiden van de Grote Nete en wordt omgeven door een uitgestrekt landschapspark met diverse oude eiken en een complex geheel van waterlopen. De toegangsdreef is afgezet met linden en verspreid over het domein liggen nog diverse bijgebouwen, onder meer de kasteelhoeve en de boswachterswoning. Ten zuiden van het kasteel ligt de voormalige, aan de noordzijde ommuurde moestuin.

De historiek van het kasteeldomein gaat terug tot in de 14de eeuw. Vanaf de 17de eeuw was de heerlijkheid Ter Laken in handen van de familie della Faille. De heerlijkheid speelde van oudsher een belangrijke rol in de ontwikkeling van de lokale geschiedenis. (bron : inventaris.onroerenderfgoed.be)

Misschien is er ook een link naar Vorselaar want de school in Vorselaar werd 200 jaar geleden gesticht door Gravin della Faille. Maar daar heb ik niet direct bevestiging van gevonden.

Het kasteel zelf hebben we niet bezocht maar we zijn wel door het domein getrokken om dan verder richting Heist-op-den-Berg te trekken om via de oevers van de Nete terug naar de Pallieterhoeve te stappen. Onze boterhammetjes hebben we onderweg op de oevers van die Nete opgegeten. Dat had ook wel iets.